Het is een liedje van de lokale-held-met-landelijke-bekendheid Hessel maar voor Sjaak is het ook waar. Al vele malen was ik terug op Terschelling. De eerste keer in 1981 met zeilkamp, de laatste keer alweer in 2004. Ik was er voor de Berenloop, die voert over zo'n beetje het zwaarste (halve)marathonparcours dat je in ons land kunt bedenken. Ik blogde nog niet, zo ver is het alweer in het verleden. Hardlopen had ik jaren niet gedaan en met een hartslagmeter een schema volgen was nog ondenkbaar. In de veronderstelling dat een aantal keren 'een rondje' lopen zou volstaan trok ik naar Skylge, wat ik nog veel mooier vind klinken dan Terschelling. We maakten er een familieuitje van, met het NieuwSamensgesteldeGezin (NSG) dat toen nog niet zo lang samengesteld was en dus vooral vrij nieuw was. Tenauwernood had ik nog voor de hoofdprijs een huisje in Formerum kunnen huren alwaar we een prima weekendje hadden.
Op de zondag liep ik mijn eerste halve marathon. De sfeer was geweldig; het eiland was uitgelopen voor deze tocht. Starten aan de voet van de Brandaris, 's lands bekendste vuurtoren heeft een ongekende allure. Ik startte wel helemaal achteraan, naïef als ik was en dat veroordeelde me tot een vlotte inhaalrace. De heenweg liep over de hoofdweg en voerde me langs de stedenring van het eiland. Illustere plaatsen als Hee, Baaiduinen, Midsland, Landerum en Formerum werden moeiteloos gepasseerd. Overal juichende mensen, muziek, enthousiasme. Dat oversloeg op Sjaak, die als een stofzuiger letterlijk duizenden mensen inhaalde. In Formerum stond het NSG langs de weg en dat gaf nog meer vleugels. Toen ik mijn tijd doorkreeg zat ik op een schema van ongeveer 1.40-1.45 en die 1.45 was vooraf mijn meest optimistische schatting. Dat ging dus prima, zeker omdat ik bij een mooi 'groepje' was aangehaakt. Onderweg hoorde ik nog wel iets van 'die zien we op de Longway wel weer'. Geen idee dat die profetie zeer raak zou zijn.
Bij Midsland aan Zee gingen we het strand op. Een steile opgang die in de benen sloeg. Op het strand voelde ik me ineens minder fijn. Na 15 km mag je moe worden dacht ik nog, maar toen we bij West aan Zee weer de duinen ingingen was het gebeurd. Geen puf meer en toen kwam de Longway. Bijna 5 km recht naar West-Terschelling door het bos. En steeds langzamer ging ik. Links en rechts werd ik gepasseerd. Wilde stoppen, maar mocht dat pas op de 20 km. Dat haalde ik niet: kramp. Met bakstenen in mijn bovenbenen sjokte ik verder en haalde het dorp. Daar was het nog een lange lus naar de finish. Pas in de laatste 200 meter naar de Brandaris kwam de moraal weer terug. Een nettotijd van 1.55 was mijn deel. Zelden heb ik het zo zwaar gehad met sporten. Even later kwamen de anderen op het afgesproken punt en haalden we met enige stress in onze donder de boot naar het vaste land. Hessel zong nog even 'Weg van Terschelling' voor ons.
Vandaag liep ik -waarschijnlijk voor het laatst voorlopig- een mooie ronde van 12 km. En beleefde ik het stuk op het strand van de Berenloop opnieuw. Ging een stuk beter nu. Ruim vijf jaar ouder, maar een stuk fitter en wijzer. De Longway was afgesloten vanwege ijsvorming, maar ik heb er uiteraard aan gedacht en het liedje van Supertramp in mijn kop gehad. De terugweg voerde over de prachtige waddendijk (zie foto)terug naar Kinnum. Een geslaagde terugkeer.
Jaaah. Daar is ie dan. Overgespoten en al. Iets donkerder en door de vier lagen extra special blank lak is de Gios iets doffer dan voorheen. Een deel van het chroom, dat in de lugs deze Gios zo kenmerkte, is nu weg; dat was teveel aangetast. Wel even wennen. Trots poseert hij in de sneeuw en trotseert de kou. Nog een paar weken met isolatiemateriaal in de schuur en dan gaan we de weg weer op. Tot die tijd houd ik mijn conditie op peil al lopend en spinnend. Spinnen doe ik nu ook al: van tevredenheid.
Het klonk zo optimistisch: mijn nieuwe doel gevonden. Het staat direct onder dit blogje, maar een tijdje later kan ik zeggen dat er als snel niets van terecht kwam. Mentaal kon ik me niet zetten voor de loopschema's. En vervolgens werd ik in de maanden oktober en november grieperig. Moe, lamlendig, een paar keer echt ziek. En druk op het werk. En omdat er volop speculaas was namen de pondjes weer toe. Daarom begon weer met fitness en spinnen, maar toen ik rond de kerstdagen mijn trainingsdiscipline van het najaar van 2008 zag was het genoeg. De Wii fit-plus loog ook al niet.
De feestdagen heb ik veel gesport (sportschool) en ook het lopen heb ik weer opgepakt. Het doel is nu begin maart de 20 van Alphen te lopen, met een tussentijdse testcase van 11 km in Gouda. En dat houd ik nu wel vol, zelfs in de winter die volop is losgebarsten. Het voelt heel goed.
Wat ook helpt is dat mijn Gios als nieuw is. Hij staat nog bij de spuiter, maar binnenkort hangt hij weer hier. En zodra het ijs en pekel van de straten is kan er weer gefietst worden. Dat is een mooi vooruitzicht. En wat het doel wordt: waarschijnlijk begin juni de Ventoux in een cyclo. En vele mooie uurtjes op een fiets waar wat mij betreft de komende tijd geen krasje opkomt.
Sinds de Galibier en de koude aftocht daar zit ik qua sporten in het luchtledige. Vorige jaar was er rond deze tijd nog het plan voor een hele marathon en was ik al dik twee maanden goed op schema, de laatste weken schoot het sporten er lelijk bij in. Heel druk op het werk, veel bezig met voetbalzaken, een stijve rug, geen goesting, bang voor knieblessures als ik ging lopen. Kortom: malaise. En da's niet goed voor Sjaak. Die moet sporten, bewegen, zijn hoofd leeg kunnen maken. Mijn gewicht dreigde weer richting 90 kg te gaan, iets wat iedereen altijd verbaast (en wat de betrekkelijkheid van de BMI maar weer eens bevestigt).
Twee weken geleden belde mijn vriend André om te vragen of ik naar de sportschool meeging en daar (her)ondekte ik de loopband. En de apparaten voor buik-, rug- en armspieren. Sindsdien ben ik vier keer gegaan, maar de beleving is weer terug. Vandaag durfde ik het weer aan om naar buiten te gaan. Een duurloop in vooral D1. In een uur ongeveer 10,5 km, niet indrukwekkend, maar het ging eenvoudig, soepel en belangrijkst van alles: het plezier en goede gevoel was er weer. Lopen is emotie en je kunt niks dwingen. Ik viel met mijn neus in de boter; toen ik begon met lopen begoin het te regenen en het werd almaar natter. Deed me niks, zeker omdat bij thuiskomst de jongste heel lief chocomel ging maken en de VdH een handdoek haalde. Al lopende bedacht ik mijn plan. De Florijnloop in Woudenberg op 9 januari 2010 wordt het doel. Een mooie afstand van tien Engelse mijlen (16,1 km) en begin dit jaar liep ik daar mijn fijnste loop van het seizoen. Een niet al te grootschalig evenement over een fraai parcours en goed georganiseerd.
Nog 68 dagen te gaan. Drie keer lopen in de week is het streven. In de sportschool doe ik de intervaltraining wel, op de loopband is dat heel goed in te stellen en te visualiseren (moderne LCD schermen). Alleen moet ik wel voldoende kunnen uitzweten. Misschien daarna nog even lekker spinnen. Twee keer tijd maken daarnaast op de weg of in het bos voor de duurtrainingen. Dat moet haalbaar zijn.
Blij tik ik dit blogje; er is weer iets om naar uit te kijken
En zo werd het toetje eigenlijk het hoofdgerecht. Een plan van Nico en Willem werd gepromoveerd tot een reünie van wat het hart van onze fietsgroep is. Uitstapjes naar andere clubjes, sporten, woonplaatsen en bezigheden overleefden ons verband. Het doel was de Marmotte voor Nico en Willem; Jeroen en Sjaak hadden de Parpaillon op het lijstje staan. Om uiteenlopende redenen kwam het daar niet van; hieronder staat in drie verslagen hoe dat zo kwam.
De uitvalsbasis was het fietshotel Au Bon Accueil. Hotel is een grote naam voor een bedrijf dat zijn klanten, eh gasten niet serieus neemt wat betreft het hotel deel. Verwaarloosd is de accomodatie, gaten in het hoeslaken, smoezelig, toiletten op de gang, gebouwen die op instorten lijken te staan. Fiets voor 'hotel' is daarentegen meer dan terecht. Het gebrek aan kwaliteit wordt voor een groot deel gecompenseerd door flexibiliteit, fietsbeleving en de juiste dingen doen (goed ontbijt, voor 7.00 uur vertrekken is géén punt, stickertjes met noodnummers voor als er wat gebeurt, pastabuffet, groot scherm met de Vuelta). De keuken was redelijk van kwaliteit en zorgde dat we volledig voor het fietsen konden gaan. En door een briljant idee van Jeroen sloten we alsnog culinair verantwoord af in Langres.
Het gebied was ons bekend, al was ik hier vijftien jaar niet meer geweest. En voor mij waren de Sarenne en de klim naar La Bérarde toch weer nieuwe ervaringen. En nog steeds heb ik geen echte tijd op de Alpe d'Huez staan. Kortom: reden genoeg om toch nog eens terug te gaan, maar dat mag best wel weer over een aantal jaren. Ons filosoferen over zelf zoiets als een fietshotel opzetten was wel aardig. We zouden het best aardig doen, maar we waren het er over eens: leuk voor even, maar niet voor altijd.
Het hoofdgerecht smaakte goed en heeft de eetlust niet verminderd. Maar nu even uitbuiken en verteren
De Marmotte alsnog uitfietsen, dat was het doel van Nico en Willem. Sterker nog: daarom zaten we hier. Jeroen en ik fietsten de Marmotte samen in 1993 en 1995 en in 1994 reed ik hem met mijn broer Doesbrand en Joost. De Galibier, letterlijk het hoogtepunt van die tocht, reed ik al eerder in 1988 en 1989. Kortom: een bekende berg, waar het weer van het ene op het andere moment kan omslaan. Aangezien Jeroen en ik geen zin hadden in de hele Marmotte hadden we een ander plan. Dat kreeg diverse vormen en varianten, maar de winnende was als volgt: we zouden met de auto naar de Lautaret rijden en dan de Galibier van de makkelijke kant nemen. Dan doordalen, eventueel zelfs de Télégraphe af en daar onze vrienden weer oppikken. Jeroen moedigde aan dat ik dan op de terugweg knechtenwerk in de afdaling van de Lautaret kon verrichten. En een auto onderweg zou mogelijk zelfs wel uitkomst kunnen bieden, bijvoorbeeld om een jasje achter te laten of voor een verdere bevoorrading. We konden niet voorzien dat dit een gouden zet bleek te zijn.
De jongens vertrokken in alle vroegte, wij aten op het gebruikelijke tijdstip van 8.00 uur en deden rustig aan. We zaten even na 10.00 uur op de fiets en gelijk trok mijn wiel weer scheef. Jeroen reed door en raakte in een race verzeild met een Deen, althans dat maakte die Deen ervan. Hij zou nog een foto maken (zie boven) gelukkig. Het was frisjes, niet meer dan 10 graden op de top en zwaar bewolkt. In het dal leek de zon te schijnen dus daar maar heen. Voor het eerst was dalen niet fijn, door de kou en het soms gladde wegdek was het goed oppassen. Omhoog was het een drukte van belang, er was geen race aan de gang, maar wel een stroom van fietsers. Na Plan Lachat werd de afdaling niet meer bochtig, maar lekker recht en snel. In Valloire was er nog geen bericht binnen van de mannen, maar toen Jeroen belde begonnen ze aan de beklimming van de Télégraphe. Dat deden wij ook dan maar, zij het dat deze kant nauwelijks naam mag hebben. We waren er dus veel eerder en nestelden ons op het terras. In de zon was het daar goed vertoeven en we konden prima wachten op de voormalige havenbaronnen. Intussen kwamen er ook hier redelijk wat fietsers omhoog, waarop een Nederlander die fris bovenkwam en even later zijn puffende en zuchtende fietsmaat opving. Hij bleek Otto te heten en zijn maat Rob(bie)en onze wegen zouden nog kruisen.
Nico kwam opgewekt boven op de Télégraphe. Een col die je ligt of niet. Mij persoonlijk niet; ik heb altijd 'slecht gezeten' op de klim die in de schaduw van het echte werk staat en daarom wordt onderschat. Willem had het ook niet fijn en de gezichten gingen al wat minder vrolijk staan bij het idee van wat er nog komen moest. Een panini zou voor Willem wonderen doen (naast dat Willem pas na 100 km op gang komt normaal gesproken) en Nico zou een gelletje teveel gaan nemen. We reden met zijn vieren de Galibier op en het eerste stuk bleven we bij elkaar. Jeroen ging in de dieselstand en bleef bij Nico, zelf vind het lastig om niet mijn eigen tempo te rijden. En dat lag hier voortdurend onder mijn omslagpunt (163 bpm) dus relatief rustig. Ik was van plan om mee te rijden naar de Alpe d'Huez en dan was nu niet forceren wel zo handig. Zelden heb ik de Galibier zo heerlijk opgereden, nergens was het te zwaar en dat is wel eens anders geweest. Otto was mij overigens voorbijgereden, in een tred die me deed verlangen naar mijn beste wielerjaren. Ik liet hem lekker gaan. De laatste kilometers begon het vervaarlijk dicht te trekken. De col was nog wel zichtbaar, tot de laatste kilometer. Ik besloot nog tot een tweede Isostar-gel en stapte even af. Druppels kwamen uit de hemel en ik was te eigenwijs om een jasje aan te doen. Dan heb je met elkaar >100 jaar fietservaring; dan toch zo'n beginnersfout. Want de regen werd hagel en slagregen en de wind wakkerde fors aan. Al bijna verkleumd kwam ik aan op de Galibier, een déja vû van 1989, waarin ik exact hetzelfde meemaakte. Toen kwamen we bij in een restaurantje een kilometer lager, bij de ingang van de tunnel, die toen nog ingestort was. Ik besloot meteen door te rijden en en vriendelijke Engelse heer in een MPV zou als boodschapper dienen voor de rest die nog boven zou moeten komen. Ik zag Otto schuilen achter een container en was zo onzorgvuldig om hem niet te tippen over mijn plan.
Eenmaal dalend was er geen houden meer aan. Het stortregende inmiddels en het zich was volledig weg. Koud en nat nam ik plaats in de souvenirwinkel die ook een barretje was. Een stel Engelsen en een Australische deden inkopen om de laatste kilometer te kunnen voltooien. De grand crème ging er goed in en na een minuut of twintig kwam Willem naar beneden, met Otto en Rob in zijn wiel. De boodschap boven was doorgekomen gelukkig. Dat gold ook voor Jeroen en Nico, waarbij Nico zelfs had overgegeven en de euforie van de Télégraphe was weg. Toen we eenmaal allemaal aan het schuilen waren werd het weer zo mogelijk alleen maar slechter. Zelf werd ik alleen maar kouder; ik was behoorlijk nat geworden en begon te rillen. Verder rijden leek geen optie. Jeroen en ik besloten naar de auto te dalen en dan weer iedereen op te pikken. Dan de fietsen laten staan en later weer ophalen. Zo gezegd, zo gedaan, alhoewel. IJskoud was het en er lag een spoor van hagelstenen over de weg. Voortdurend remmend reden we de 8 km die oneindig leken. Mijn hoop dat op de Lautaret de zon zou schijnen en ik door zou kunnen rijden was ijdel. Rillend kropen we weer in de auto en Jeroen kom het stuur nauwelijks strak vasthouden. Maar met 26 graden werd het wel warm in de C8. Het uitstappen bij de Galibier was een ijskoude douche: 4 graden en nog steeds forse regen. We hadden geen puf om de fietsen in te laden en dus deden de anderen dat.
We besloten een van de vrije plekken aan Otto en Robbie te geven, zodat zij ook dezelfde constructie konden hanteren. Zij waren voor slechts één dag hier naartoe gekomen en voor hen was het extra sneu dat het zo eindigde. Vlak voor La Grave werd het helemaal droog en was de temperatuur een zeer aangename 12 graden. Ja, hier konden we wel weer dalen. Maar de fietsplannen waren voorbij. Jeroen reed ons veilig naar Bourg d'Oisans van waaruit Nico weer naar boven reed en de rest van de fietsen ging halen. Otto werd op zijn hotel afgeleverd en wist ons gerust te stellen door te melden dat hij dit jaar al 10.000 km had gereden.
In het hotel waren we nog exact op tijd voor de pasta en pas na een douche werd ik weer een beetje warm. Alles had een flinke aanslag op de conditie gedaan en ook de moraal wel. Het was een beetje een kater om zo het seizoen te moeten beëindigen. Nico wist te melden dat het nog steeds koud en nat was op de Galibier en dat sterkte ons in het gevoel dat het een verstandig besluit was. En dan hebben we nog eens iets om voor terug te komen.
Een immense arend, omcirkeld door collega-roofvogels, in een ruig, verlaten berglandschap op bijna 2000 meter hoogte. Waarbij je het gevoel hebt zelf als een arend uit te zien over de diepe dalen onder je. En dat letterlijk om de hoek van het afzichtelijke skioord Alpe d'Huez. Het was het hoogtepunt van de dag en toonde de schoonheid van de Alpen weer eens aan. Daarna was het weliswaar gedaan met de rust, maar dezeindruk nam niemand ons af op de tweede dag van onze mini-vakantie.
De ochtend was onrustig. De Friezen uit het hotel gingen voor de Marmotte en dat gaf veel onrust, vooral bij de begeleidende dames die zich veel zorgen maakten over de bananen die manlief al dan niet bij zich had. Als je om 6.45 staat te gillen onder de geopende ramen weet je dat de rest van het het hotel óók wakker is. In elk geval hoefden we nog niet op de fiets. Willem en Nico besloten om niet aan te sluiten bij deze bus, maar nog een dagje training te houden. Rustig aan; slechts één col en geen autoritje vooraf. Dús werd het de Col de Sarenne, Alpe d'Huez van de oostkant en van bovenaf. Een weg die er al jaren ligt, maar we nog nooit fietsten. Na een riant ontbijt in onze eigen vleugel waren we er klaar voor.
Al direct op het begin van de Lautaret-klim (die we tot het stuwmeer zouden volgen) was duidelijk dat Jeroen zijn benen weer terug had. In een fijn tempo fietsten we naar de splitsing naar zowel Les Deux Alpes als -even verder- de Sarenne. We genoten nog even van het stuwmeer en daarna was het werken geblazen. De eerste kilometer was het tot aan 17% klimmen. Daar trok mijn achterwiel meteen al scheef, iets dat me vaker zou overkomen. Na een wat rustiger deel draaide de weg van het dal weg en begon deze zich een weg te banen langs de bergwand. Het percentage bedroeg permanent boven de acht, maar soms ook wel elf tot twaalf. Jeroen moest ik laten gaan na een wielrechtzetsessie en die bleef tot vierkm onder de top voor me rijden. De col was totaal onzichtbaar en uiteindelijk bleek dat deze lag op een plek waarvan ik dacht dat deze onmogelijk kon zijn. Zó hoog en ver? Je verkijkt je in de bergen. De laatste kilometers reden Jeroen en ik samen en we genoten intens van deze prachtige col. En wat een rust, zeker in acht genomen dat we naar Alpe d'Huez reden.
Op de col een tijdje gewacht op Willem en even later Nico. Die gaven Sjaak meteen weer de schuld dat de col twee kilometer langer was dan gezegd, maar ja, dan moet je maar de briefing op de computer niet aan je voorbij laten gaan. Er was geen gelegenheid voor koffie op de col; afgezien van Tsjechisch stel dat ging wandelen/kamperen was er niet veel te beleven en voor de réfuge was het seizoen voorbij. Dus gedaald en later weer wat geklommen naar het beruchte ski-oord. Onderweg het Arendmoment en het besef hoe fraai deze ochtenrit was. Het contrast even later was behoorlijk groot maar het was ook wel weer aardig om op de officiële finishlijn aan te komen. Snel een foto en even stevig gedaald. Jeroen hield ik niet bij, maar verder alle anderen -en het waren er heel wat- eruit gedaald. Gewoon om aan te tonen dat je bergfietsers hebt en Alpe d'Huezfietsers. Die niet verder kijken dan deze klim en daar hun hoogtepunt van maken. En net als wij in le Bourg d'Oisansn op een terras een salade bestellen. Uiteindelijk ben je toch niet veel anders dan de doorsnee toerist.
Nico en Willem lieten het -eenmal bij het hotel gekomen- er bij. Spullen kopen in Bourg en zich mentaal voorbereiden op de grote dag van morgen. Jeroen en ik gingen het dal verder volgen en op weg naar La Bérarde. Een dorpje aan den einder, midden in de bergen en letterlijk het einde van de bewoonde wereld. Een klim van 22 km en 800 hm. Een makkie dus, op papier. Nou, niet echt. Er zitten twee delen in van een paar kilometer met steile passages. Daar moet je vol aan de bak. Tussendoor en aan het einde is het vlak dan wel licht omhoog, maar daar had je weer last van de wind. Het weer betrok al licht verontrustend en echt relaxed was het dus niet. Jeroen kon de zware stukken makkelijker aan en wachtte me op het laatste deel weer op. Er kwam maar geen eind aan de weg en waar ik een grote parkeerplaats als eind had gedacht was er een heus dorpje. Veel auto's met kanoërs die op de snelstromende rivier de uitdaging aangingen.
Een vriendelijke vrouw op het terras die ons een extra koekje gaf toe we vertelden dat we in Le Bon Accueil zaten. Zo kan het dus ook. De weg terug was natuurlijk een makkie; alleen het punt waar onlangs iemand was verongelukt was erg oppassen. Je komt met dik 70 km/h op een bocht aan die echt niet lekker ligt/loopt en dan knal je inderdaad tegen de berg op. We hadden het al voorzien en dus liep het goed af.
Bij het hotel een fijne terugkeer. Gesink deed het goed in de Vuelta; er was een bordje pasta met een biertje en onze meiden hadden hun eerste wedstrijd in de hoofdklasse tegen het sterke De Meer MB1 gewonnen. Een prima combinatie dus. Voor het eten nog de statistieken verwerkt van de dag en een goed maal genuttigd. Geen preek van Leon dit keer over wat wel en niet te doen bij de Marmotte. Nico en Willem waren er klaar voor; Jeroen en ik dede laat het licht uit (dat wil zeggen: Jeroen viel in slaap en Sjaak maakte het blogje van de dag ervoor).
Het liedje van de dag is gezien de titel niet lastig:
Al heel lang staat deze col op een verlanglijstje. De minivakantie van Nico, Jeroen, Willem en Sjaak gaf daarvoor de gelegenheid. De Angel ligt weliswaar een kilometer of 130 van ons hotel maar dat was dichtbij genoeg om erheen te rijden. De start was in Guillestre, een vertrouwde naam als tussenpunt van de Vars en Izoard, maar tevens uitgangspunt voor de Parpaillon en Angel. Het zou een lange klim worden, 42 km maar liefst, waarbij de eerste 20 km wel vals plat waren. Affijn, voor je gaat fietsen zit je anderhalf uur in de auto en dat beviel ons allemaal eigenlijk slecht na een lange autorit van de dag ervoor. Op een parkeerplaats de boel in orde gemaakt en na een snelle koffie en sanitaire stop op weg. Dat eerste stuk bleven we mooi bij elkaar en werd vlot afgelegd. Pas na de afslag van de Izoard, bij het fraaie Chateau Queyras, begin het stevig te klimmen. De lucht was aardig betrokken en het begon te druppelen. Desondanks reden we door, het zou toch niet droog blijven gezien de donkere luchten in de verte. Miraculeus genoeg zou dat niet uitkomen, het vakantieweergeluk van Jeroen.
Als snel maakten Jeroen en ik ons los van Nico en Willem. Echter na 5 km loste Jeroen al vlot en reed ik alleen. In een dorpje zag ik ineens Willem twee bochten later opdoemen. Jeroen was hij al voorbij en het was duidelijk dat mijn shirtgenoot zijn traditionele slechte dag-na-een-autorit had. In een volgend dorpje moest ik even van de fiets om mijn spullen in mijn achterzakken beter te ordenen. Willem kwam er aan en we reden samen verder. De klim was tot dan toe niet zwaar, zelden meer dan 8%, behalve in de dorpjes, en goed lopend asfalt. Dat werd daarna wel anders. de weg werd steiler en draaide op een gegeven moment de dalwand op: 15% maar liefst. Vervolgens weer wat milder, maar daarna wéér zo'n stuk. De hoogte was inmiddels dik boven de 2000 meter en dat betekent ijle lucht. Willem zag ik niet meer en Jeroen en Nico waren nog verder weg. Na zo'n 40 km klimmen was ik het wel een beetje zat, maar gelukkig waren de benen prima. Er zat zelfs nog een versnellinkje in bij de laatste kilometer. En het uitzicht op 2744 meter hoogte was zeer fraai (zie foto). Even moest ik herstellen en toen kon ik Willem zien aankomen. Ik filmde zijn aankomst en we genoten daarna van de grenscol tussen Italia en France. Nico en Jeroen kwamen weer wat later en keerden na wat fotowerk meteen terug. Het was met 8 graden wel erg koud en de wind hielp niet echt. Bovendien kwamen er zeer donkere wolken aan de hemel in het zicht.
In de afdaling vertrouwd achter Jeroen aan. De teller liep op één van de steile stukken op richting 80 km/h. Maar even bijremmen en de nieuwe remblokjes klonken fijn. Even nog geruzied met een Fransoos die niet snapt dat je fietsers voor moet laten in een afdaling. Tijdens de afdaling van de Angel had ik -gek hè- 'Angels' van Robbie Williams in mijn hoofd. Een mierzoet nummer maar toch even voor Robbie een blijk van waardering:
Op een terras onderaan de eigenlijke klim nog gezeten en besloten de Izoard te laten. Het was al laat en belangrijker: er kwam noodweer aan vanuit die richting. Daarom op de fiets gesprongen en zo snel als kon naar Guillestre gereden. Daar weer de fietsen in de wagen en onderweg nog diverse zaken afgeweest voor een batterij (pine op zijn Frans) voor Jeroen's teller. We zagen nog flink wat onweerflitsen; ik was blij dat ik niet tóch stiekem de Izoard was gaan rijden.
Bij het hotel mochten we nog een bordje pasta en daarna direct douchen. De eerste fietsdag zat er op.
Is het een toetje of nog een verlaat hoofdgerecht. Over een paar dagen is het zover en zijn we in de Alpen met ons oude cluppie. Sinds 1991 is Nico van de partij en met Jeroen en Willem fiets ik al vanaf 1988. Vandaag hielden we een generale repetitie door een tochtje van een kleine 100 km te rijden. Dat was wel nodig voor de moraal, want met de herfstachtige omstandigheden van de laatste dagen en de druk op het werk was het wel een beetje verdwenen, die voorpret en beleving.
Sjaak was ouderwets de routeman en was tegelijk in de ban van een nieuw technisch speeltje, een smartphone waarmee hij rechtstreeks berichten op zijn Twitter-account kon plaatsen. Naar de Alpen gaat een tas vol elektronica mee en als er WiFi is in het hotel zit er zelfs nog verslaggeving in. Nico was vertrouwd aan het indekken en wilde wat van de ambitie afhalen, maar wij gingen daar niet mee akkoord. Hij kwam stroef op gang maar aan het eind van de dag draaide hij fijn mee. We reden eerst richting de Lek en hadden licht wind tegen. Na het pontje van Beusichem (foto) hadden we op de dijk vol wind mee. Moeiteloos liep de teller even naar 42 km/h maar dat was toch te veel van het goede om bij elkaar te kunnen blijven. Bij Rhenen gingen we de rivier, inmiddels Rijn genaamd, weer over en reden we een nieuw stukje, namelijk onder de Grebbeberg langs. Diezelfde berg was de slotklim voor de pauze bij het vertrouwde café waar we al zo vaak met tochten kwamen.
Het was een vette tegenvaller. Er was geen gebak en ook niks anders eetbaars. Ná 12 uur pas. Voor horecakenner Willem een gruwel en het meiske heeft het wel geweten. Ongeschikt voor haar taak en nog ongeschikter management om dat niet in betere banen te leiden. Het betekende een korte stop en toen verder. Via Koerheuvel, Defenisieweg en draaien en keren in Veenendaal kwamen we op de Amerongse Berg. Ik had besloten dat dit de laatste klim was waar ik volle bak zou gaan. Zij aan zij reed ik met Jeroen en dit keer was de tijd 3'11". De 3'05" zal dit seizoen nog wel blijven staan als snelste tijd en is een mooi doel voor volgend jaar.
Daarna was het naar Zeist terugrijden en het tempo ging er goed op. Even werden we bijna overreden door auto die de voorrangregels niet kende en als bonus was er nog een middelvinger in mijn richting. Die auto kwam van een begraafplaats; wist niet dan mensen daar opgefokt van kunnen raken. Het hartelijke welkom van Ellen en de oudste twee dochters van Nico maakte alles weer goed. Een snelle lunch en we taaiden weer af.
De plannen zijn stevig. Waren we eerst nog van plan om te splitsen in een Parpaillonploeg en een Marmotteploeg, nu is het idee om met zijn vieren allebei te doen. En een duet van Agnel en Izoard staat ook nog op het programma. Wellicht allemaal te veel van het goede maar we zien het wel. Vandaag is de zin in elk geval weer helemaal weer terug.
Het was het ideale moment voor een lange duurtraining. Wat doe je dan? Juist: de dijk Enkhuizen - Lelystad. Vorig jaar in ere hersteld en vandaag in gewijzigde vorm gecontinueerd. Want ik heb er een rondje Markermeer van gemaakt. Zoveel als mogelijk de 'kustlijn' gevolgd vanaf Amsterdam en bij de Stichtse Brug pas weer huiswaarts. Het werden 210 kilometers die ik goed heb kunnen doormalen. Een netto gemiddelde van 28.5 km/h is best aardig, als je beseft dat ik 100% alleen heb gereden.
De dag begon vroeg en na een rustig ontbijt met de bijbehorende rituelen op de fiets gestapt. Bij Maarssen de weg langs het Amsterdam-Rijnkanaal betreden en pas bij Amsterdam die verlaten. Dat waren de eerste 35 km. Daarna een nieuw stukje door het Waterland en via de 'Dammen' langs de dijk naar Hoorn. Voor het eerst van mijn leven door Volendam gereden en wat een gedoe daar zeg. Na Hoorn hield de tegenwind (windkracht 3, het viel dus mee) eindelijk op. Tot dan had ik zo tussen de 26 en 28 km/h gereden. Ik reed meer op de hartslag, die mocht niet boven de 140 bpm komen. Dat lukte.
Na Hoorn de eerste pauze. In Venhuizen waar een wielerwedstrijd bezig was. Een team uit Zuid-Limburg was zich op hetzelfde terras als waar ik zat aan het voorbereiden op de koers die later zou plaatsvinden. Ik volgde het van een afstand doch geamuseerd. Bij de vertrekrituelen (afrekenen, bidons vullen, wcbezoek) maakte ik een praatje met de mecanicien van de fraaie fietsen. Even later bedacht ik me dat dat Marc Lotz moest zijn. Degevraagd bevestigde hij dat en we raakten in een niet al te dipegaand gesprek. Hij ging de beloften een beetje helpen vertelde hij en deed het materiaal. Goedkeurend bekeek hij mijn 'klassieke' Gios. Hij fietste zelf niet meerm, beetje mountainbiken en hardlopen en trainde nu voor de marathon. 'Fietsen en lopen gaat goed samen', stelde ik en dat was een mooie afsluiter. Ik wenste hem succes en reed door.
Op de dijk Enkhuizen - Lelystad had ik vet wind mee en ik verhoogde de snelheid naar 32-33 km/h. Aanhaken bij passerende brommertjes leek me niet verstandig. Het gemiddelde steeg van 26,4 naar ergens in de 27 km/h. Normaal is de dijk, zeker bij meewind een genoegen, maar ik 'zat' niet goed op de fiets. Dat werd in Flevoland beter. Ik besloot niet binnendoor door de polder naar de Stichtse Brug te gaan, maar 'all the way' langs het Markermeer te gaan. Ook hier géén stoplichten en een heerlijk ritme. Opkomende vermoeidheid deed ik teniet met een Isostar-powergel en dat is echt even superbenzine in de tank. In Almere-Haven stond de teller op 170 km en gunde ik me een korte pauze. Daarna was het nog 40 km naar huis en die legde ik relatief soepel af. Fris ben je natuurlijk niet als je 200 km hebt afgelegd, maar echt stuk ben ik niet gegaan. Voldaan stuurde ik mijn fiets de achtertuin in en kon het herstellen beginnen. Mijn tweede 200 km-tocht van het seizoen, het kan niet op. Toch ben ik niet echt in vorm; ben snel moe en moet flink herstellen. Nog vijf weken om verder te trainen en tegelijk voldoende uitgerust naar de Alpen af te reizen.