17 juli 2012

In tweeën gedeeld (2)





Door de gebeurtenissen op donderdag 12 juli was de avond licht gedeprimeerd. Het was weliswaar de eerste mooie, zonnige avond bij het appartement maar ik voelde me niet lekker. Een loeihete douche hielp wel iets, maar daarna vroeg en rillerig gaan slapen. De nacht was wat onrustig en ik vroeg me af of ik op vrijdag wel de tocht af zou kunnen maken.

Die vrijdag stond ik op en was de lucht volledig blauw. In de verte gloorden de bergen en het was al aangenaam warm. Kortom: ook hier in St Colome was het zomer geworden. Na het ontbijt besloot ik dat ik goed genoeg was om op de fiets te stappen en laadden we de auto in. De VdH had er ook weer zin in. Lekker een boek lezen op een terras en vooral genieten van het vooruitzicht van een genietende Sjaak. Ik begon me ook steeds beter te voelen. Pas nu zag je hoe mooi de streek was en het doel was Campan, zo'n 16 km van de top van de Aspin. We dronken er nog een kop koffie/thee, althans, dat deed Elsje [Sjaak was onrustig en wilde eigenlijk gewoon weg]. Ik raakte ook nog wat andere ballast kwijt en dat kwam erg goed uit. Het vertrouwen dat ik dit laatste stuk ook wel zou halen nam toe.

De eerste kilometers liep het deels licht omhoog, deels was het vlak met af een toe een steil sukje. Deze klim was nog de enige klim op het hele traject nog niet had gereden. En het was een prachtig stuk. Eenmaal langs het meer van Payolle gereden werd het echt klimmen. Nog maar vijf kilometer overigens en de percentages varieerden tussen de zeven negen procent. Een milde klim dus, veruit de mildste, maar met een toch nog matige conditie was het uitkijken. De top was evenwel vlot bereikt en het uitzicht op de top richting de Pic du Midi was fenomenaal.





In de afdaling pikte ik de rest mijn verloren moraal op. Met het warme, wolkenloze weer kon ik eindelijk weer eens voluit dalen. Deze afdaling kende ik vanuit 2009 en op de lange, rechte stukken kon ik de Gios goed laten lopen. Wat een weelde dat het wielprobleem was opgelost. Wat een geweldig uitzicht en wat een beloning toch weer de vaart die je maakt bergaf. Enige smetje was een auto die me niet liet passeren en pas na wat misbaar en een snelle tussensprint aan de kant ging. Vlot bereikte ik Arreau, de springplank naar de laatste col van de dag en de tocht. De Peyressourde begint pas echt na een tiental kilometers door een dal. Daarin kun je aardig vaart maken en je reserves aanvullen met vocht en voedsel.


 
Pas na Avajan (foto) gaat het weer echt omhoog maar dan ook wel voortdurend met acht tot tien procent gemiddeld. een weg die vrij recht loopt en op een gegeven moment nog lastiger werd door de tegenwind. Het was daar echt ploeteren en doorzetten. Op drie kilometer van de top stopte ik in 2009 en dat liet ik mezelf nu ook toe. Tenminste, als ik dat zou willen. Eenmaal op dat punt aangekomen reed ik door en kreeg ik zelfs de wind in de rug.  Dat was zó heerlijk. Zelden is wind een echte factor, maar de stukken van meer dan tien procent in het laatste stuk gingen eigenlijk perfect. De laatste 500 meter kon ik zelfs versnellen en liep de hartslag zelfs op naar de 170. En boven!

Snel de VdH bericht dat ik eraan kwam (zij had de Peyressourde ook gereden met de auto omdat de navigatie haar dat had opgedragen) en als een razende gedaald. Dit is één van de makkelijker afdalingen, al blijft het opletten op andere verkeersdeelnemers en het wegdek. Binnen de 20 minuten was ik beneden, veilig en wel en reed ik direct op Elsje/VdH aan die zich goed had geïnstalleerd op een terras van een 'salon de thé'. Die zag mij aanzienlijk vrolijker aankomen dan een dag eerder. Dit was een prima tocht geweest en hoewel in twee (eigenlijk zelfs drie) dagen gedaan: ik ben van Pau naar Luchon gefietst.

De details van de dag:

15 juli 2012

In tweeën gedeeld (1)


Nog net geen zeventien was ik en ik zag voor mij onbekende renners als Robert Millar, Pedro Delgado en Pascal Simon gloriëren in de Tour de France over een aantal cols in de Pyreneeën. Tot dat volgde ik de Tour altijd nauwgezet, maar vanaf die dag is er een kraantje opengezet. De etappe Pau - Luchon, gereden op 11 juli 1983 veranderde mijn wielerbeleving volledig. Ooit zou ik deze tocht rijden. En andere bergen. Diezelfde maand gingen we op vakantie, kwamen we in de Alpen (dat was voor het eerst en tevens voor het laatst zonder racefiets) en werd dat voornemen alleen maar bekrachtigd. Een paar weken later kocht ik van de duizend! gulden die mijn opa aan alle kleinkinderen had geschonken, mijn eerste randonneur. Een Miyata, een fiets met bagagedrager, licht en spatborden, want toen was een fietsvakantie-met-bepakking nog de norm. Dat heb ik maar een paar jaar gedaan, daarna onstond 'de fietsgroep' en fietsen we zonder bepakking diverse bergen. Eerst nog vanaf campings, later vanuit royale huizen met alle comfort. We fietsen de Marmotte, de Dolomietenmarathon, deden Zwitserland een paar keer aan en de Mont Ventoux werd al een keer of tien bedwongen. Maar Pau - Luchon bleef in mijn hoofd zitten. Ik kon dat ook niet aan anderen overbrengen. 'Coast-to-coast' in de Pyreneeën, dat wel, maar deze etappe? Het is echt iets van mij.

Een aantal Benotto's en een Gios later, inmiddels vader van twee ca vijf kinderen [afhankelijk van de definitie], vele cols verder en als mid-veertiger al ruim over mijn fysieke hoogtepunt heen was het dan zo ver. Precies 29 jaar en een dag  later stond ik dan aan de start van deze tocht. Tijdens een coachingsessie in november 2011 kwam het op. Dát ga ik doen in 2012. Een half jaar heb ik me zo goed als mogelijk voorbereid, tussen werk (veel stress), voetbal (veel tijd) en gezin (drukke boel) door. Elke week op dinsdag naar de sportschool op de hometrainer aan kracht/interval. Elk weekend een tocht van ca 100 km, een keertje Ardennen en Sauerland. En zes kilo afgevallen door bewuster te eten en veel te sporten. En mijn fiets kreeg een opknapbeurt met een nieuwe voorvork, wielen, zadel. Desondanks leverde een blokkerend wiel nog de nodige stress op, maar dankzij 'mijn Italiaan' werd dat uiteindelijk goed opgelost. Wel had ik de fiets van mijn broer nog mee als reserve maar dat was gelukkig niet nodig.

De VdH (Elsje dus) had wel oren naar dit tripje en wilde zelfs als 'ophaalservice' fungeren. Want je kunt dan wel 180 km fietsen, je moet ook wel weer terug. We spraken af elkaar na de eerste twee cols te ontmoeten en daarna weer op de meet in Luchon. De dagen voor de tocht was het slecht weer geweest, met veel mist, regen, wind en slechts zon op grote hoogte. Gelukkig leek het de 12e juli  beter weer te worden en al was het nog bewolkt toen ik om 6.45 opstond: vandaag zou het dan gaan gebeuren. Wat minder was: de darmen speelden op. Ik hield het maar op zenuwen, maar het vermoeden dat 'iets verkeerd(s) gegeten' aan de orde was even sterk.

Ik vertrok niet uit Pau (dat had ik een paar dagen ervoor gedaan, toen ik via de Marie Blanque naar het appartement was gefietst) maar zo'n vijftien km onder Pau, vanuit Sainte Colomne. Dat was even zwaar want ik begon met een fel klimmetje naar het dorp. Daarna heel rustig peddelen naar de voet van de Aubisque, de eerste uitdaging van de dag. Deze had ik twee dagen ervoor in de  mist gereden (net als de dag daarvoor vanaf de andere kant). Aubisque = mist, want ook in 1991 reed ik deze door de wolken heen. Maar vandaag niet. De zon reed met me mee en al voelden de benen niet geweldig: het ging best aardig. In 1.21 vanaf Laruns ( 16,3 km, ca 1200 hm, gemiddelde hartslag 152) kwam ik boven. En voor het eerst de Aubisque niet in de mist gezien. Wel was het nog koud dus ik was blij dat ik een jasje bij me had. Direct door naar de afdaling. Dat wil zeggen: zeven kilometer niet al te steil naar beneden en dan nog twee kilometer licht bergop naar de Col du Soulor.



Inmiddels was ik weer dik in de wolken en de afdaling was ronduit koud. Ik begin me erg rillerig te voelen en kreeg het gevoel dat het vandaag niet goed zou komen. Mijn darmen begonnen op te spelen, maar ik moest ook wel blijven eten anders zou ik het niet redden. De Soulor heeft een lang plateau waarin je nauwelijks daalt, maar dat was wel fijn want dan kon ik me weer warm rijden.


Na Argelès-Gazost een lang stuk naar Luz St Sauveur, aan de voet van de Tourmalet. De dag ervoor waren we die met de auto komen afdalen met aan de top maar maximaal 15 meter zicht. Nu was het onbewolkt en warm. Heerlijk fietsweer, maar deze klim zou ik nooit in mijn ritme komen. Na Barèges was het twee kilometer loeisteil (>10%, de gemiddelden op de borden zeggen niet alles) en bij de splitsing tussen de oude weg (Voie Vert Laurent Fignon) en de nieuwe weg was een grote parkeerplaats. Daar gunde ik mezelf een paar minuten rust en toen het daarna ook wal milder werd leek de moraal terug te keren. Maar de laatste vier kilometers hakten er zwaar in. Te zwaar. Ik ga wel vaker diep in de cols maar nu was ik er niet fit genoeg voor. Het huilen stond me daarom nader dan het lachen toen ik boven op de Tourmalet aankwam:


Daar SMSte ik de VdH dat ik boven was (zie foto boven). Zij zat aan de voet te wachten in Sainte Marie de Campan (al een tijdje) en ik voegde eraan toe dat ik zou stoppen. In deze conditie zouden nog twee cols te zwaar zijn. Weliswaar cols van minder allure dan de Tourmalet, maar toch. Tijdens de afdaling -weer deels in de mist- werd mijn besluit alleen maar bevestigd. Ik zat te rillen op de fiets en moest echt mijn best doen om goed te blijven sturen. Doorgaan zou niet verstandig zijn.

In St Marie werd ik opgevangen/getroost door de VdH. En ze stelde meteen voor om de volgende dag -als je opgeknapt bent- terug te komen en de tocht alsnog af te maken. Dat gaf gelijk weer moraal al zat ik er totaal doorheen. Dat bleek ook bij thuiskomst: de darmen waren nog niet echt rustig en ik schoof rillend vroeg mijn bed in. Of ik de volgende dag zou kunnen fietsen? Ik kon ook niet eens echt teleurgesteld zijn, dit was overmacht. Feit was dat ik mijn benen niet voelde, die hadden nog wel even gekund...

De statistieken van de dag:





09 juli 2012

Hernieuwde kennismaking




De Alpen of de Pyreneeën? Het is een 'Beatles-Stones'-verhaal. Ik kom in beide gebergten erg graag, maar in de Pyreneeën is het allemaal net wat minder toeristisch, georganiseerder. En de cols zijn smeriger, dat wil zeggen: ze 'lopen' minder fijn dan in de Alpen. Althans: dat wordt gezegd. Voor mij is het allemaal zwaar, maar daarom komen we dat ook hier. Ruim 1400 km, in twee dagen gereden met de VdH. Vrijdagavond kwamen we aan in Pau, de legendarische stad van de Tour de France. Startplaats van Pau-Luchon, de klassieke Touretappe die mij in 1983 deed beslissen dat ik ook wilde fietsen en wel in de bergen. Het laatste stuk, naar ons appartement zou ik zaterdag rijden. Een kleine 50 kilometer, maar ik wilde wel een ommetje maken. En dat ging via de Col de Marie-Blanque. Slechts 1035 meter hoog, maar met 500 hm in de laatste vier kilometer wel één van de meest steile cols die er is. En dat terwijl de eerste vijf km van die col niet zoveel voorstellen. Het was best wel warm (25 graden) en via een glooiende aanloop kwam ik aan in Escot, een gehuchtje waar de klim begon. Het eerste stuk was dus een eitje, maar toch schoot de hartslag omhoog. De vakantiestress of beter: de post-werkstress. Meestal gaat dat na een paar dagen wel over en wordt het allemaal wat rustiger. In elk geval was dat nu nog niet het geval. Terwijl ik voor mijn gevoel rustig reed, schoot de HF naar 175. Daarom maar even afgestapt op drie kilometer van de top en ook voor de laatste kilometer, maar vooral om deze foto te maken. De percentages zeggen genoeg al moet ik zeggen dat mijn teller regelmatig naar 14-16% opliep:




Eenmaal boven was het uitzicht niet briljant, maar goed, de eerste col was binnen:


De afdaling kwam niet echt snel op gang; een paar kilometer op dezelfde hoogte maar na het Plateau de Bénou (met een fenomenaal uitzicht, zie boven) ging het dan los. In het dal nog 15 kilometer en toen was ik bij het appartement. Daar had de VdH alle bagage al in huis gebracht en ook nog eens boodschappen gedaan. Dát was nog eens aankomen. Meestal ben je doodmoe na een lange reis als je aankomt, nu was ik ook best uitgewoond, maar vooral door een pittige tocht. Het begin was dus goed.

Later die avond brak het noodweer los: hagelstenen zo groot als pingpongballen en rukwinden. Gelukkig bleef alles en iedereen heel hier.