27 april 2008

Hongerklop en kramp deren niet



Vorig jaar reed ik Klimmen-Banneux-Klimmen en werd toen overvallen door de massaliteit van de tocht. Het was toen mooi weer en ik had al de nodige kilometers in de benen. Dit jaar was het anders. Tot maart ging het allemaal prima en leek ik in betere conditie dan vorig jaar. Maar na het loopintermezzo werd het kwakkelen. Ik had tot gisteren in april slechts éénmaal gefietst. De afgelopen twee weken had ik griep en buikloop en de conditie was dus matig. Ook door andere vervelende gebeurtenissen was de moraal even weg en gevoegd bij de slechts vier uur slaap die ik had genoten (Erwin en Jeroen stonden om 6.45 uur op de stoep), was het niet verwonderlijk dat ik slecht aan de start stond.

Dit jaar geen Marco om mee te fietsen, maar Erwin en Jeroen. En een ander Goois fietsclubje. Jurjen en Tiny had ik al bij de Dolomietenmarathon ontmoet en zij brachten nog drie maten mee. Die heb ik de hele dag bijna niet gezien en ik zal uitleggen waarom. In het begin ging het rustig. De vrees dat de klasse van Jurjen ons snel uit elkaar zou trekken was ongegrond. Tot over de grens hield Jurjen het tempo gematigd en de groep bij elkaar. We kletsten wat bij en een mooie dag lag in het verschiet. Erwin verraste me door in Valkenburg, op weg naar de Sibbergrubbe, tegen me te zeggen dat we niet naar de Cauberg gingen. Dat was helemaal juist, maar je verwacht zo'n opmerking niet van Erwin. Die is in staat om bij 't Bluk te denken dat hij op de Veluwe rijdt.

Na de eerste serieuzere klim (naar Heyd) was er een schifting. Jurjen had met Tiny afgesproken dat ze vanaf daar eigen tempo zouden rijden. Tiny had van haar trainer de opdracht gekregen om niet hoger dan een hartslag van 163 te gaan. Wij gingen daarentegen los. Jeroen en ik konden Erwin en Jurjen niet volgen, maar kwamen in de afdalingen er telkens weer bij. Tot de nare kasseienklim bij Dalhem, waar die twee waanzinnig hard wegreden en werkelijk iedereen voorbij vlogen. Erwin slaagde erin om Jurjen onrustig te maken door gewoon te kunnen volgen. Jeroen en ik konden nog eenmaal aansluiten maar toen was het klaar. Maar tegelijk voelde ik al lichte kramp opkomen. Te weinig kilometers in de benen en mede daardoor vergat ik te eten en te drinken. In de slotklim voor het keerpunt in Banneux stortte ik volledig in elkaar. Jeroen reed van me weg en daarna was het volledig op. Op 30x23 reed ik een klim die ik normaal gesproken op het middenblad rijd. Hongerklop, opkomende kramp en geen moraal. Hoe moest ik thuis komen. Er gaat een trein vanuit Pepinster wist ik, dus dat zou ik moeten kunnen halen. Meer dood dan levend haalde ik het pauzepunt waar de anderen (op Tiny na) al waren en die hadden me ingehaald. Een van de mannen ('Prince' Paul) had me nog vriendelijk toegeroepen dat ik te hard van start was gegaan. Misschien wel, maar de beginnersfout van slecht eten was minstens zo funest.

Het energiepakket was in twee minuten op. Een sanitaire stop en wat rek- en strekbewegingen zorgden er vervolgens voor dat ik weer een beetje zin erin kreeg. Het vooruitzicht dat we wind mee zouden hebben deed de rest. Het ging eigenlijk wel weer. Dus met zijn allen weer op pad, alleen Tiny was al vooruit gegaan. Maar op de Cornesse (20%) bleek de kramp toch sterker dan ik dacht. Zo soepel mogelijk reed ik op 2/3 van mijn vermogen naar boven en haalde het zonder kleerscheuren. Zo zou ik de laatste 60 kilometer het moeten kunnen volhouden; er was geen keuze. De anderen verdwenen snel uit het zicht en hele stukken reed ik solo. Nergens kon/wilde ik aanpikken, maar voor mijn humeur maakte het niks uit. Prachtig weer, een mooiere route dan ik in mijn gedachten had (heen kom je door veel van die troosteloze dorpjes, maar terug bijna niet) en het vooruitzicht dat als ik deze dag door zou komen er nog veel mooie fietsmomenten gaan komen,gaven een goed gevoel. En als je dan een weg van 5 kilometer met de wind in de rug en 2% daling krijgt ben je zo weer een stuk verder. In Val Dieu stonden Jurjen, Tiny, Jeroen en Erwin nog te wachten; de rest was net door. Groot was het gat niet, maar eenmaal weer op de fiets moest in op het valse plat direct lossen. Nu was het echt uitkijken met de kramp. Toch ging het best aardig en ik hield Tiny goed in het zicht. In Nederland aangekomen sloot ik bij haar aan en we hebben de laatste 25 kilometer samen gereden. Dat was heel gezellig en je merkt dan dat een vrouw in het peloton nog steeds op veel bewonderende blikken kan rekenen. Zij reed overigens moeiteloos, lekker trainend binnen de goede hartslagzônes en Sjaak moest na Wijlre echt van de fiets. Na wat rekken en strekken konden de laatste 10 kilometer ook gereden worden en voldaan haalde ik de finish. Een netto gemiddelde van ongeveer 24,5 gehaald. Voor een fietsende kruk die ik vandaag was nog niet eens zo slecht.

Erwin bleek zijn tweestrijd met Jurjen uiteindelijk niet tot het einde volgehouden te hebben, maar hij heeft hem wel nerveus gemaakt. Klasse hoor, al je weet dat Jurjen vorig jaar 12.000 kilometer in de benen had. Jeroen zat daar achter en reed een prima tochtje. Ik vind het jammer dat ik hem dit keer niet kon volgen, maar dat komt wel weer. Het trio was al vertrokken, maar het leek me een leuk clubje, dus wie weet fietsen we daar nog mee.


De teller ging van 254 naar 384

06 april 2008

Weerzien met Oranje-Nassau

Na twee maanden stilstand, alhoewel: veel hardgelopen, schakelde Sjaak weer naar het fietsen. Ruim drie maanden voor de Ventoux: daarin kan een aardige basis gelegd worden voor een mooie tijd. Dit jaar ligt het accent vooral op relatief kort werk, power en souplesse, tijd voor lange tochten heb ik niet.

Vandaag was het weerzien met Oranje-Nassau. Ik had de oranjezwartten al een paar keer in burger ontmoet de afgelopen weken en we lezen elkaars webpagina's, maar samen fietsen is het echte werk natuurlijk. Helaas nog niet in de nieuwe outfits. Dan had het nog strakker gemaakt. Sjaak had met de routeman Dirk al gemaild en Paleis Soestdijk was een mooi ontmoetingspunt. Gisteren gaf ik geen duit voor de fietskansen en 6 uurtjes slaap was ook geen aanbeveling. Maar bij het opstaan was er geen keuze: een strakblauwe hemel en op kou kun je je altijd kleden. Onderweg daarheen stuitte ik op Nico, die ook daar had afgesproken en we kwamen 8.32 aan. Wetende dat de ON-ers strak op schema zijn, waren we des te blijer dat zij er nog niet waren. Dus hadden Nico en ik tijd om de aanstaande kredietcrisis in Nederland door te nemen. Nico, onze financiële man, maakt zich daar zorgen om, maar veel tijd was er daarna niet meer voor. Het weerzien was hartelijk en ik spotte meteen Pieter, mijn -nu al- Giosmaatje. Die was verstandig en had zijn oude Bianchi van stal gehaald: die Gios roest op die natte wegen onder je gat weg.

De mannen vlogen weg: het tempo ging naar 34 tot 35 km/h. Theo, voor mij nieuw (net als Koos en Pieter) ontpopte zich als tempobeul. Altijd fijn om erbij te hebben. Zo konden we meepeddelen en de benen sparen voor de klimmetjes. Die waren meer dan bekend, maar omdat een ander de navigatie deed was het toch weer een ander tochtje. Sjaak kon goed mee, maar was niet opgewassen tegen de demarrages van Erwin die op tweederde van elke klim uit mijn wiel kwam. Nog te weinig power dus en de vraag is of ik ooit Erwin's explosies kan bijhouden. Wat een poten heeft die gozer! Via Doorn, Leersum, Amerongen en een fikse koffiestop in Maarsbergen reden we weer terug. Sjaak onttrok zich aan het kopwerk en toen ik -bij wijze van boetedoening- de groep met een strakke 28 km/h over de Tankberg wilde loodsen, vlogen de mannen me voorbij. De sprint van de dag. Dan maar aanhaken. Bij de vliegbasis bogen Nico en ik af en reden we in toeristentempo naar Zeist en Utrecht. Altijd fijn als je dan een echte toerist bij de laatste 6 km tegenwind recht uit het wiel rijdt.

De kop is er af. Het is weer tijd voor 'avondlijke' tochtjes en langere weekendtochten. De Gios was vies maar is schoongespoten en staat klaar voor een snel vervolg.

De teller ging van: 144 naar 254